De verbeelding aan de macht

Place Louis Aragon Macron

Ooit wilde Emmanuel Macron, net als ik, in Parijs schrijver worden. Of wilde hij schrijver in Parijs worden? Ik ben in Parijs schrijver geworden, maar uiteindelijk geen schrijver in Parijs – daar had ik het geld en de zenuwen niet voor. Hoe dan ook: Macron wilde schrijver worden, maar werd per ongeluk president. Ik wilde president worden en werd per ongeluk schrijver.


Goed, ik begin opnieuw.

Parijs, Île Saint-Louis. De jongeman zit op het pleintje dat de westelijke punt van het eiland vormt. Het pleintje draagt de naam van de dichter Louis Aragon. Julio Cortázar schreef erover in zijn verhaal ‘Het kwijlen van de duivel’: ‘Daarna liep ik langs de quai de Bourbon, totdat ik aan de punt van het eiland kwam, waar het intieme pleintje (intiem omdat het zo klein is en niet omdat het besloten zou zijn, want het biedt de rivier en de hemel zijn hele front aan), me bevalt, me donders goed bevalt.’ De jonge Emmanuel kent dit verhaal natuurlijk. Hij weet ook dat de verteller vervolgens een paartje observeert, een jongen met een oudere vrouw. Emmanuel denkt aan de jongen en de vrouw met ogen ‘die op de dingen neervielen als twee arenden’, en hij denkt aan zijn Brigitte. Hij zou zo graag een goed verhaal schrijven, voor haar. Hij slaat zijn schrift open, draait de dop van zijn vulpen.


Bon. Eigenlijk wilde ik deze kant helemaal niet op. Eigenlijk was ik van plan vandaag eens serieus over Macron te schrijven. Over Macron en Oekraïne. Een analyse, misschien zelfs een mening. Hup Oekraïne! Maar dat gaat niet lukken, vermoed ik. Alles wordt vanmiddag weer fictie in mijn handen, in mijn hoofd. Soms kun je wel van alles willen, trekken hoofd en handen zich er niks van aan. Laat maar dan. Het was mijn bedoeling op dit openbare notitieblog wat meer aan non-fictie te doen, dit moest een neerslag worden, hoe versnipperd ook, van het dagelijks leven – maar dat dagelijks leven bestaat nu eenmaal grotendeels uit fictie. Net zoals ik grotendeels uit fictie besta. En voor de rest uit pogingen daaraan te ontsnappen. Ik denk aan Vela, mijn Ruimtevaarder, die concludeert (waarom hier ook blijven krabbelen om iets te zeggen wat ik net in een roman van driehonderd pagina’s veel beter heb gezegd): ‘Misschien is ontsnapping alleen mogelijk (…) wanneer je accepteert dat ontsnapping niet mogelijk is. Zolang je dat wat buiten de wanden van het ruimteschip bestaat, vrolijk weet te negeren, kun je hierbinnen nog duizend levens leven. Je kunt iedereen zijn van wie je ooit gehoord hebt, alles wat je ooit kende. Je kunt de stoïcijnse keizer zijn, de blinde ziener Tiresias, je vrienden van de snackbar, William Anders van de Apollo 8, Stefan en Stuart, een kluizenaar op zijn berg, Einstein, zijn kat, en Jezus (…): je bent niet alleen de mensheid, maar ook alle verhalen van de mensheid, en alle verhalen die de mensheid nog zal verzinnen. Wat wordt het laatste verhaal van de mensheid? Dat mag jij bedenken. Is dat niet geweldig?’

Deze tekst van Vela maakt deel uit van haar theatervoorstelling. Het is fictie die zij verzint om aan de door mij verzonnen fictie, die haar realiteit is, te ontsnappen. In haar fictie vindt ze een uitweg: de fictie omarmen. Dat inzicht sterkt haar, in haar vervelende door mij verzonnen realiteit, waar iedereen van elkaar de waarheid en niets dan de waarheid verlangt.

Maar wat ben ik toch voor een klootzak, waarom verzin ik zo’n rottige realiteit voor haar? Dat doe ik ongetwijfeld omdat ik in hetzelfde schuitje zit. (Ruimteschip aarde, om Wubbo Ockels te citeren.)  


Toen Macron onlangs zijn regering herschikte, verklaarde een van zijn adviseurs zijn beweegredenen als volgt. De president wilde ‘een puntkomma zetten, wat lucht geven aan zijn decennium als machthebber, door van toon te veranderen zoals in een partituur of gedicht.’

In een land waar regeringsadviseurs zo spreken, kan een schrijver president worden. Macron is een man die minstens voor de helft bestaat uit fictie. Daar houdt men hier van. President Hollande bijvoorbeeld bestond onvoldoende uit fictie. Hij probeerde er met een scooter en een minnares nog wel iets van te maken, maar niemand geloofde hem.


Zegt een Nederlandse schrijver in een interview: ‘Ik wil niet beweren dat fictie secundaire literatuur is, maar ik heb het gevoel dat daarin iets wezenlijks verdraaid wordt. Mensen hebben al de neiging sprookjes te vertellen, en sommigen ontdekken dat ze er hun brood mee kunnen verdienen. Prima, maar het blijft boerenbedrog.’ Tevens zegt hij: ‘Ik noteer wat ik waarneem om zo dicht mogelijk bij de waarheid te blijven. Maar ook autobiografie vervormt de werkelijkheid door de keuzes die je maakt. Dingen die buiten het verhaalbestek vallen laat ik weg, behalve als ze functioneel zijn.’

Vriend, je schrijft dus fictie.


Het feit dat in dit land een schrijver president kan worden, betekent nog niet dat zoiets een goed plan is. Verbeeldingskracht en macht kunnen vaak beter gescheiden blijven. (Niet iedereen is Havel.) Een literair aangelegde leider heeft toch de neiging midden in de nacht overeind te schieten om snel te noteren: Onze troepen naar Oekraïne? Eigenlijk best een goed idee! Even uitwerken morgen.

Hij draait de dop op zijn vulpen, dezelfde vulpen waarmee hij ooit op Île Saint-Louis zijn nooit gepubliceerde verhalen schreef. Hij legt de pen in het Élysée op het nachtkastje, en bedenkt tevreden: ooit diende ze slechts om fictie te schrijven, nu schrijft ze geschiedenis.   


PS 15-03-2024 Of is dat laatste juist – voortschrijdend inzicht – een effectief gebruik van fictie? De situatie met Rusland vraagt om strategische ambiguïteit; de mogelijkheid van troepen sturen uitsluiten, is bij voorbaat toegeven dat Poetin zijn gang kan gaan. En toch: oorlogsenthousiasme laat zich gemakkelijker aanwakkeren dan temperen. (Ziehier waarom ik geen politicus ben geworden.)