
Sinds enige tijd wonen mijn gezin en ik in een dorp aan de Seine. Ooit woonde en werkte Claude Monet hier. Het was voor hem geen gemakkelijke tijd: hij verkocht vrijwel nooit een schilderij, zijn vrouw overleed al gauw aan kanker. Toen hij een nieuwe geliefde had gevonden (om een lang, gecompliceerd verhaal heel kort te maken) vertrok hij met zijn en haar kinderen naar Giverny, een dorp iets verder stroomafwaarts. Daar vond hij een huis groot genoeg voor zijn uitgebreide familie en voldoende land om zich obsessief toe te leggen op tuinieren. De tuin die hij schiep, en herschiep in zijn schilderijen, werd wereldberoemd, zijn waterlelies vormden het ruwe materiaal voor zakdoeken, onderzetters en ovenwanten.
Aan het einde van de kerstvakantie hadden we het plan opgevat de tuin van Monet bij winter te bekijken. We wilden wel eens weten hoe de professionele tuinmannen van de firma Monet de boel winterklaar maakten. Een goed plan, en wat onbenullig: ’s winters waren huis en tuin natuurlijk gesloten. Zo gebeurde het dat wij, op zoek naar warmte, binnenliepen bij het Musée des impressionismes, waar de tentoonstelling Flower Power was ingericht: een verzameling van zo’n honderd bloemgerelateerde werken uit allerlei tijden en culturen. Klinkt als een saaie bedoening, maar het bleek een verrassend opwindende expositie. Fladderend van de romantiek (Lolitagelijke Ophélia’s, guirlandes in het haar), via de impressionisten (een roos is een roos is een roos maar toch elke keer net anders) naar politiek commentaar in de vorm van een moderne zwarte vrouw in een antiek Florentijns decor, bloeiden wij op (jawel) van al die florale pracht. Als een blij bijtje maakte mijn zoon de opdrachten in het boekje dat hij van een suppoost had meegekregen en ik, die bij de ingang vreesde weeïg te worden van zoveel zoete kleuren, stond toch weer, zoals zo vaak bij een expositie van zelfs de minste kwaliteit, versteld van simpelweg het bestaan van al die werken. Elk doek, elke sculptuur getuigde van de lange weg die de kunstenaar had afgelegd om dat werk te kunnen maken, want zelfs als hij of zij toevallig gefortuneerd was of de steun van een mecenas genoot, waren jaren van verbeten oefening voorafgegaan aan die ene imposante iris of aan die waterlelie die alle waterlelies werd.
Waarom toch, waarom al die arbeid, al die moeite, al dat lijden van al die arme kunstenaars, om te komen tot de juiste bloem? Die avond, weer thuis in ons dorp dat minder beroemd maar minstens zo mooi is als Giverny, las ik een brief gepubliceerd door Nick Cave op zijn website The red hand files, in antwoord op een vraag van een bewonderaar, Charlie, over de toepasbaarheid van ChatGPT bij het schrijven van een song. Waarom, vraagt Charlie, moeten liedjesschrijvers zo hard werken, als ChatGPT in twee seconden een tekst produceert?
‘De intentie van ChatGPT is om het creatieve proces en de daarmee gepaard gaande uitdagingen te elimineren,’ schrijft Nick Cave, ‘het beschouwt dit als niet meer dan een tijdverslindend ongemak dat in de weg staat van het product zelf. Waarom streven? betoogt het. Waarom moeite doen met het artistieke proces en de bijbehorende beproevingen? Waarom zouden we het niet sneller en gemakkelijker maken? Toen de God van de Bijbel keek naar wat Hij had geschapen, deed Hij dat met een gevoel van voldoening en zag dat “het goed was”. Het was goed omdat het iets van Zijn eigen wezen vereiste, en Zijn strijd gaf de schepping een morele imperatief, kortom Liefde. Charlie, zelfs al vergt de creatieve daad aanzienlijke inspanning, uiteindelijk draag je bij aan het uitgebreide netwerk van liefde dat het menselijk bestaan ondersteunt.’ [Vertaling: ChatGPT.]
Geen schoonheid, geen liefde zonder strijd, zegt Cave. Zelf dacht ik, in Giverny, in dat museum waar duizend bloemen bloeiden terwijl buiten de wind de allerlaatste bladeren van de takken rukte, iets soortgelijks, al had het met ChatGPT niets te maken; door steeds weer te proberen de bloem te verbeelden, bloeiend of verdord, als symbool van sensualiteit of van de dood, getuigden al deze kunstenaars, van de nurkse, in zichzelf gekeerde Cézanne tot de opgewekte, activistische Kehinde Wiley, van een onstuimige aandacht voor het leven, en die aandacht staat – en nu word ik toch nog weeïg – gelijk aan liefde. Zonder die liefde is het leven een tuin waartoe je geen toegang hebt.
[…] vooral zal leiden tot een verdere vervlakking van de literatuur. Want waarom nog tijd stoppen, zoals Nick Cave al schreef, in het artistieke proces en de bijbehorende beproevingen, als je in een handomdraai iets kan […]